Category Archives: bij Hoofdstuk 5 – Gesmak in het donker

Uit hoofdstuk 5: Smakgeluiden

in het donker aan tafel

We aten in het donker, en zoals afgesproken zaten we op zolder.. Diet vroeg om meer borden: ‘Voorzichtig hè, rechthouden hoor, dit is heet!’ Het was bijna onmogelijk om te zien of ik m’n bord rechthield. Om me heen was het pikkedonker.

‘Eek!’ Flats en bam en een straaltje water dat onder de tafel drupte.

‘Oh pardon!’ Kelly’s gilde hoog. ‘M’n glas!’

Opnieuw klonk een waterstraal in de donkere ruimte.

‘Iemand nat geworden?’ Dat was Homs stem.

Maar alleen Kelly en ik zeiden iets over spatjes op onze knieën.

Af en toe hoorde je ´flats.´ Dan viel er een kledder van een vork en klonk er een explosie van gegiechel. Het bleek knap lastig te zijn om een hap naar je mond te brengen in het donker.

In het begin was ik duizelig want ik wilde alles weten. Mijn oren stonden op scherp omdat ik zoveel mogelijk wilde ontdekken over deze ruimte. Het kon wel een hal zijn,  als je op het geluid afging, maar ik wist natuurlijk dat we op de zolder zaten. Het bestek klonk vlakbij, dat wel. En het gesmak en geslurp. We kregen de slappe lach van alle kauwgeluiden. En alles smaakte anders omdat we niet wisten wat we aten. Maar toen iedereen rustig zat te eten, begon ik te wennen. Ik onthield precies wie waar zat. Sam hoorde ik wiebelen met zijn benen. Lars en Hom hadden het over de hoogste parachutesprong. Lars stem klonk blij en druk. Kelly hoorde ik volgens mij met haar haarklipjes klikken. Die verveelde zich zeker.

( pagina 39-40 )

Uit hoofdstuk 5: Peper

rennende jongen, vuur en zwevende pepers achter hem

‘Ik zat naar je stem te luisteren net, enne, stemmen zeggen veel. Sommigen zoeven door zinnen heen en anderen stoppen steeds om adem te halen. Mensen laten stiltes vallen. Of ze vragen om de haverklap om een reactie. Toch? Lars? Is het niet? Hè?’

Lars giechelde. Sam lachte opgelucht dat het even over Lars ging.: ‘Eh …, ja!’
Kelly floepte eruit: ‘Lars heeft peper in zijn gat.’
Iedereen behalve Hom keek Kelly aan. Ze werd rood. ‘Gewoon Amsterdams voor wie niet stil kan zitten.’
‘En voor iedereen meteen duidelijk,’ lachte Hom.

Op dat moment begon iedereen tegelijk over de achtbaan.

( pagina 37-38 )