Uit Hoofdstuk 8: Taal als een jas

Even later liggen we op zolder in bed.
‘Het wachtwoord is “mijn”.’ Sam praat met een basstem in het donker.
Dan barsten we in lachen uit. Eindelijk kunnen we erover praten.
‘Ja, wat wás dat nou voor een woord?’ wil Kelly weten. ‘Wist jij dat Lars?’

klompen
‘Mijn? Goudmijn? Ontplofmijn? Dagobert-Duckmijn?’ Lars en ik roepen door elkaar.
‘Ik had weleens een filmpje gezien,’ legt Lars uit. ‘Daar had iedereen een knopje,net als bij een quiz. Wie het eerste drukte, moest iets kopen. En ze betaalden de prijs die de klok aanwees.’
‘O, dus jij wist het, jij wist het gewoon,’ houdt Kelly vol.
‘Mijn,’ bromt Sam opnieuw. ‘Jouw machtwoord is ons wachtwoord.’
Lars en ik gieren van de lach.
‘Toen die mensen iets kochten, snapte ik het. Toen wist ik dat het een veiling moest zijn. Alleen, ik zag nergens knopjes om op te
drukken.’
‘En toen spitste Lars zijn elfenoortjes.’ Ik zing bijna.
Kelly snapt het en proest in haar kussen. ‘Dobbi.’
Lars mompelt: ‘Die klok stond stil, elke keer als er iemand
‘mijn’ riep, stond hij stil.’
‘Dus toen dacht jij: “En nu ik.”’ Sam vindt het wel cool.
Kelly roept: ‘Ach, hij kon gewoon geen seconde langer
stil zijn. Geef het nou maar toe.’
‘Super veel groente man, we zijn binnen,’ denk ik.
Sam heeft over die veiling na zitten denken: ‘Als je maar
weet wat je moet zeggen.’
Dat is precies wat ik zat te denken. ‘Als je de goede
woorden maar weet.’
‘Taal is net een jas. En met woorden als schoenen aan je
voeten kom je overal.’
‘Huh,’ zegt Kelly, ‘waar slaat dat nou op?’

‘Eigenlijk doen we nou met taal wat we eerst met verkleedkleren deden.’
‘Wat dan?’ wil Lars weten.
‘We praten als iemand die tafels kan lenen. Of soep kan serveren.’
‘Neem het goede woord in je mond en, hoep, de grote mensen nemen je serieus.’

( pagina 71 )

 

veilingklok