Uit hoofdstuk 11: Onbevoegden

‘Laten we de troep vast opruimen,’ roept Sam die met het plastic tasje van de tomaten zwaait. Onderin zitten bloedrode tomatenvelletjes.

Opeens staat er een man bij het huis met een driewieler. Hij heeft bretellen aan zijn broek en schreeuwt heel streng vanaf de oprit:
‘Poepjes, stoute kinderen.’
Even bewegen we niet. We zeggen niets terug, kijken elkaar alleen aan. En dan stapt de man langzaam weer op. Hij wacht nog even zonder de trappers aan te raken.
Dan wijst hij op een blauw bordje. ‘Verboden voor onbevoegden’ En fietst weg.

verboden
Kelly zegt als eerste dat ze weg wil. ‘Wat een griezel!’
M’n arm om haar schouder beeft ook een beetje. Na die slang en die kat ben ik helemaal bibberig.
‘Heus wel bevoegd!’ roep ik dapperder dan ik me voel.
Sam kijkt Kelly aan: ‘Die vent is niet goed snik.’
Kelly wil het graag geloven. ‘Maar komt hij dan niet terug om ons te vermoorden?’

( pagina 94 )